‘Als alle mbo’ers één dag zouden staken, staat de hele samenleving stil’

Tot drie jaar geleden waren mbo-studenten nog ‘leerlingen’ en kregen ze geen studiefinanciering en ov-kaart. Ook werden ze uitgesloten van introductieweken. Langzaam komt daar verandering in – na Utrecht verwelkomen dit jaar ook Leiden en Maastricht mbo’ers tijdens de introweek. Wanneer is de emancipatie van mbo’ers voltooid? We spreken Adnan Tekin, voorzitter van de MBO Raad, en student Celine van Bronswijk.

“Absoluut”, antwoordt Celine van Bronswijk (17) beslist op de vraag of ze een ‘echte’ introductieweek mee had willen maken. Drie dagen kennismaking, met een voorstelrondje, wat spelletjes en een rondleiding – dat was alles wat zij twee jaar geleden als introductie kreeg, vertelt de student Mediavormgeving (ROC Midden-Nederland).

“Er werd wel gezegd dat het een introductieweek was, maar het is niet te vergelijken met wat mijn vrienden op het hbo of wo meemaakten”, vertelt Celine. “Zij gingen de stad in, naar feestjes of festivals, deden gekke opdrachten. Door zo’n introweek voel je je veel meer verbonden met je studie, je medestudenten en je stad. Je legt ook sneller contact.”

Meer bekendheid nodig

De laatste jaren zijn introductieweken in steeds meer steden ook voor mbo’ers toegankelijk. Vorig jaar werd de UIT-week in Utrecht al opengesteld voor alle niveaus. Dit jaar zijn mbo’ers bij de El Cid, de centrale introductietijd in Leiden, een dag welkom, bij wijze van proef. Ook zijn er gemeenschappelijke introductieweken in Maastricht, Groningen en Leeuwarden. In andere steden, zoals Amsterdam en Rotterdam, staat het onderwerp op de agenda.

Echt storm loopt het nog niet. Aan de UIT-week deden vorig jaar slechts 26 mbo-studenten mee. Volgens Celine, naast student ook penningmeester bij Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB MBO), komt dat vooral omdat nog niet alle potentiële mbo-studenten ervan afweten. “Er is meer bekendheid nodig, daar maken wij ons hard voor.”

Alcoholbeleid voor minderjarige mbo’ers

Ook Adnan Tekin juicht deze ontwikkeling toe. Hij is nu drie jaar voorzitter van de MBO Raad, de belangenbehartiger van alle mbo-instellingen in Nederland. “Er is zeker sprake van een sneeuwbaleffect, iedere week zegt wel een stad: ook wij laten mbo-studenten toe.”

Een veelgehoord argument om mbo’ers níet te verwelkom, is dat mbo’ers vaak nog minderjarig zijn. Dat zou het alcoholbeleid ingewikkeld maken. “De leeftijd vormt zeker een praktische uitdaging”, zegt Adnan. “Aan de andere kant is maar een kwart van de mbo’ers minderjarig, het overgrote gedeelte is gewoon 18+. En dan nodig je ze toch aan het begin van het tweede of derde jaar uit?”

Vorig jaar werd er nog een mbo-student geweigerd in een horeca-instelling in Utrecht, als enige van haar vriendinnengroepje. Dat leidde tot een hoop maatschappelijke verontwaardiging. Ook onderwijsminister Robbert Dijkgraaf sprak zich uit op Twitter: ‘Als minister van alle studenten in Nederland ga ik graag het gesprek aan met de café-eigenaar bij wie mbo-studenten niet welkom zijn. Wat een onzin om in je deurbeleid onderscheid te maken naar opleiding.’

Gelijkwaardige behandeling

Het ministerschap van topwetenschapper Robbert Dijkgraaf heeft een positieve invloed op het imago van het mbo, stellen zowel Celine als Adnan. Sinds zijn aantreden in januari 2022 pleit Dijkgraaf voor een herwaardering van het mbo in de samenleving.

Adnan: “Hij begrijpt de waarde van het mbo heel goed, en gaat in tegen het idee dat ‘hoger’ ook ‘beter’ is. Op een verfrissende manier heeft hij over het voetlicht gebracht dat het onderwijs geen ladder is, maar een waaier. Ieder niveau heeft zijn functie.”

Bij een gelijkwaardige behandeling hoort volgens minister Dijkgraaf een ‘volwaardig studentenleven’, zei hij eerder dit jaar tegen de Volkskrant. Naast toegang tot introductieweken hoort daar ook toegang tot studentencafés, studentenverenigingen en sportfaciliteiten bij. Daarnaast moeten mbo’ers volgens hem dezelfde kortingen (bij bijvoorbeeld kappers of culturele activiteiten) krijgen als hbo’ers en universitaire studenten. De komende jaren trekt het (demissionaire) kabinet extra geld uit voor het mbo.

Tekort aan vakmensen

Ook corona heeft het imago van het mbo een boost gegeven, stelt Adnan. Net als het grote tekort aan stageplaatsen en vakmensen. “De waarde van zorgpersoneel werd tijdens corona ineens heel evident. En sectoren waarvan we dachten dat die nooit dicht zouden gaan, zoals de horeca, deden dat wel. Daardoor groeide het besef hoe belangrijk het mbo is. Het land heeft goed opgeleide vakmensen keihard nodig. Kijk naar de kinderopvang, de bouw, de techniek. Als alle mbo’ers één dag zouden staken, staat de hele maatschappij stil.”

De voorzitter van de MBO Raad ziet regelmatig hoe positief verrast mensen zijn als ze voor het eerst een mbo binnenlopen. “Over de sfeer, ons leermateriaal en het goede didactisch pedagogisch klimaat. En we hebben een nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Daar leren studenten veel van.” Hij raadt iedereen dan ook aan: loop eens binnen bij een mbo-instelling, en laat je verrassen.

Onbegrip van omgeving

Want dat veel mensen een mening hebben over het mbo, blijft een feit. Ook Celine botste op veel onbegrip na haar overstap van het vwo naar het mbo. ‘Waarom het mbo?’, ‘Je kan toch veel meer bereiken?’, en ‘Je bent toch slim, je wilt toch geld verdienen?’

Sommige mensen uit haar omgeving voelden geen enkele schroom hun onbegrip te uiten. “Heel jammer”, zegt Celine. “Het is echt niet zo dat mbo-studenten een lager denkniveau hebben. Veel mensen willen gewoon iets anders doen, waar ze niet per se een theoretische studie voor nodig hebben.”

Dat gold ook voor haar. De eerste jaren van de middelbare school dacht ze dat ze aan de universiteit zou gaan studeren, maar “ik ben veel liever bezig dan dat ik uit boeken leer”. De universitaire mediastudies waar ze naar googelde, spraken haar totaal niet aan. “Allemaal zo theoretisch. Ik werk graag, en wilde gewoon aan de slag.”

Naam veranderen

Celine kreeg veel steun van haar ouders – haar vader deed ook een mbo-opleiding – en wist duidelijk wat ze wilde. Maar ze kan zich goed voorstellen dat opmerkingen als die van haar kennissen vmbo-leerlingen ervan weerhouden een mbo-opleiding te kiezen. Terwijl ze dat eigenlijk wel willen.

Wat ervoor nodig is om het imago te verbeteren? “Het begint bij de naam”, denkt de penningmeester. “Hoger onderwijs suggereert dat er ook lager onderwijs is. Theoretisch en praktisch zou ook een onderscheid kunnen zijn.” Daarnaast kunnen middelbare scholen meer doen aan goede voorlichting, stelt ze.

Wereld te winnen

Hoewel Adnan optimistisch is, en het imago van het mbo de laatste jaren echt ziet verbeteren, is er ook volgens hem nog een hoop te winnen. Nog niet alle mbo-studenten krijgen bijvoorbeeld een stagevergoeding. En als ze die wel krijgen, is-ie vaak lager. “Terwijl je als branche in je eigen toekomst investeert als je mbo’ers wél aan je bindt. Die student kan morgen je werknemer zijn.”

Het liefst ziet Adnan dat interviews als deze niet meer nodig zijn, zegt hij lachend. “Maar tot die tijd helpen alle beetjes. We leren ook veel van de emancipatie van hbo-studenten. Zij hebben dit proces ook doorgemaakt – met succes.” Dat geeft hem hoop.

Maar voltooid? Dat is de emancipatie van het mbo nog niet. “Mijn hart bloedt als ik jongeren hoor zeggen dat ze tijdens verjaardagfeestjes niet durven vertellen dat ze mbo doen, uit angst voor reacties van hun omgeving. De emancipatie is pas voltooid als dat voor geen enkele mbo-student meer geldt.”

Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs