Normal_pascal_cuijpers

De eindtoetsen in het primaire onderwijs zijn sinds dit schooljaar verschoven van februari naar eind april. Omdat vóór 1 maart alle basisscholen hun leerlingen in groep acht moeten hebben geadviseerd over de te volgen leerroute in het voortgezet onderwijs, zal de verplichte eindtoets hierbij veel minder een doorslaggevende waarde hebben dan voorheen. Dat is een gunstige ontwikkeling. 

Door Pascal Cuijpers

Maar is het (basis)onderwijs hiermee klaar voor de toekomst?

Schooljaar 2014/2015 is een overgangsjaar. Basisscholen krijgen hierbij de vrijheid om naar eigen inzicht te kiezen uit enkele, door de minister goedgekeurde, eindtoetsen voor de leerlingen van groep acht. Voor 1 februari moesten alle 6500 scholen een keuze hebben gemaakt uit het geringe aanbod van eindtoetsen. Dat de Centrale Eindtoets, in de volksmond ‘Cito-toets’ genoemd, hierin een monopoliepositie heeft is niet vreemd. Het befaamde nationale toetsorgaan drukt immers al vele decennia een belangrijke stempel op de toetsing van de basisschoolleerlingen in ons land, inclusief de daarbij behorende stressfactoren die deze toets met zich meebrengt.

Wanneer we enkele van de goedgekeurde overgebleven toetsen met elkaar vergelijken, zien we wel wat verschillen. Bijvoorbeeld dat de Centrale Eindtoets zowel op papier als digitaal kan worden aangeboden, de IEP-toets enkel op papier en de Route8-toets alleen digitaal. Waar de Centrale Eindtoets kiest voor een meer traditionelere lay-out, maakt de IEP-toets juist gebruik van afbeeldingen die meer bij de belevingswereld van de leerlingen van nu aansluit (vraagvorm in Facebookposts). Een grote diversiteit zit ook in de opbouw van de vragen. Zo begint de IEP-toets bijvoorbeeld met vragen die in moeilijkheid oplopen en wordt in de Route8-toets de moeilijkheid van de vragen aangepast aan de vaardigheid van de leerling. Een kenmerkend onderling verschil tussen de toetsen is daarnaast de benodigde tijd. Deze varieert van drie dagdelen (Centrale Eindtoets) tot één dagdeel (afhankelijk van de snelheid en het niveau van de leerling, Route8-toets).
Deze toenemende diversiteit van de verschillende toetsen en het minder nadruk leggen op de eindtoetsen door ze later in het jaar af te nemen, geeft hoop voor de onderwijstoekomst in de komende (overgangs)jaren. Dit is in elk geval alvast een positieve ontwikkeling op weg naar de verre onderwijstoekomst van 2032 en het gepersonaliseerd leren waar de minister en staatssecretaris van Onderwijs zo op hameren. Een hierop volgende stap zou dan ook kunnen zijn, dat we onze nationale toets-fetisj voorgoed vaarwel gaan zeggen in het primair onderwijs. In plaats daarvan zouden we ons dan meer en meer kunnen gaan richten op de vaardigheden die een leerling van nu pas écht nodig heeft in de 21e eeuw en waar de maatschappij inmiddels naar verlangt.

Dit zijn vaardigheden die niet alleen te maken hebben met pure cognitieve ontwikkelingen. Ze bieden een veel breder palet aan ‘skills’ van deze tijd, die kunnen bijdragen aan een positief en effectief functioneren voor de toekomst. Hierbij kan worden gedacht aan het aanleren van diverse communicatietechnieken, mediawijsheid, omgaan met verschillen tussen mensen, sociale en culturele vaardigheden, leren samenwerken, probleemoplossend denken en het bevorderen van creativiteit in de breedste zin van het woord. Voeg daarbij de expertise en het vertrouwen van de leerkrachten en de aanwezigheid van een, weliswaar aangepast, leerlingvolgsysteem met het oog op de stap naar het voortgezet onderwijs.

Wanneer op deze manier het onderwijs kan worden ingericht, zal tevens de druk afnemen van het móeten presteren voor zogenaamde allesbeslissende toetsen, waarmee evenredig het welbevinden van de leerlingen en het vertrouwen in de toekomst zal stijgen. Daar kan uiteindelijk geen enkele (eind)toets tegenop! 

© Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers