Normal_pascal_cuijpers

Na de zomervakantie staat er iets ingrijpends in het onderwijs te gebeuren. Vanaf 1 augustus 2014 zullen alle scholen in Nederland, zowel in het primaire als in het voortgezet onderwijs, te maken krijgen met de wet ‘Passend Onderwijs.’ Wederom een rigoureuze maatregel, die tot dusver zijn voor- en tegenstanders heeft opgebouwd en die op korte termijn het onderwijsveld zal gaan bezighouden. In elke aanstaande klas zullen er (meer) leerlingen komen te zitten, die een specifieke zorgbehoefte hebben. De ‘zorgkranen’, die voorheen open stonden voor alle leerlingen met een bepaalde indicatie, worden langzaam door de regering dichtgedraaid. In Den Haag zien ze, theoretisch gezien, uiteraard alleen maar de voordelen van de nieuwe wet.

Door Pascal Cuijpers

Maar is dat op de werkvloer en in de dagelijkse praktijk ook het geval?
 
Het is een feit dat elk kind recht heeft op goed onderwijs om een stabiele cognitieve basis te ontwikkelen voor het verdere leven. Een omschrijving van de term ‘Passend Onderwijs’ is dan ook, dat alle leerlingen, ongeacht hun achtergronden, in heterogene groepen scholen zullen gaan bezoeken om onderwijs te volgen. Deze omschrijving geeft dus ook aan, dat ieder kind zal deelnemen aan het reguliere onderwijs na de zomervakantie. Ongeacht zijn of haar mogelijke persoonlijke beperking(en). 
 
Hier zitten inderdaad een aantal voordelen aan. Zo geeft het bijvoorbeeld elke ouder een makkelijker beeld met betrekking tot de schoolkeuze. Overal zullen ze welkom zijn en kan het kind participeren op het niveau dat op dat moment bij hem of haar past. Er hoeft niet meer worden uitgekeken naar een speciale school, die mogelijk een eind uit de buurt ligt. Voor de zogenaamde zorgleerlingen is het daarnaast erg prettig dat ze niet worden gescheiden van hun vrienden en vriendinnen uit de buurt. Dat biedt een veilige basis. Iets wat voor elk kind van groot belang is en het welbevinden zal stimuleren. Daarnaast werkt de nieuwe wet in de hand, dat alle kinderen op een school (nog meer) zullen moeten omgaan met onderlinge verschillen. Er zal met meer respect en tolerantie worden gekeken naar de leerlingen die zogenaamd ‘anders’ zijn. Iets wat een grote opsteker kan zijn voor het latere functioneren in onze gevarieerde maatschappij.
 
Vanuit onderwijzend Nederland worden tot nu toe echter, eufemistisch gezegd, nog niet enkel de voordelen gezien van de nieuwe wet. Voor elke docent zal er, nog meer dan voorheen, een bont palet aan leerlingen met bepaalde handicaps of beperkingen worden voorgeschoteld. Elk lesuur zal er moeten worden bekeken of er bepaalde zorghandleidingen van toepassing zijn op de leerlingen die voor hem of haar aanschuiven in de lesbanken. De primaire taak van het lesgeven, zal meer dan voorheen de concurrentiestrijd aan moeten gaan met het inspelen op de diversiteit aan zorgbehoeften van de leerlingen.  
 
Toch ben ik ervan overtuigd dat dit zal gaan lukken. Er zal echter wel in geïnvesteerd moeten worden, zowel door de regering als door de scholen en de docenten. Het zou voor elke docent in het PO en VO dan ook mogelijk moeten zijn om de juiste doelmatige ‘tools’ aangereikt te krijgen, die ervoor kunnen zorgen dat de professionalisering op het zorgvlak zal worden vergroot. Voeg daarbij een intrinsieke motivatie om aan te pakken, de empathie voor de leerlingen én tijd. Enkel dan zal de uitdagende puzzel voor deze vernieuwde onderwijsvorm ‘passend’ gaan heten.
 
© Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers